1) Aard en voorbehandeling van de ondergrond en de dekvloer
Het allerbelangrijkste waar elke tegelzetter in elke situatie rekening mee moet houden, is de aard en de toestand van de ondergrond. Hoe beter de kennis van de ondergrond, hoe kleiner de kans dat er fouten gemaakt kunnen worden. Want het is op die ondergrond dat de tegels uiteindelijk geplaatst worden.
De ondergrond controleren is in de eerste plaats belangrijk om de juiste primer te kiezen, die op zijn beurt steeds compatibel moet zijn met de tegellijm die gebruikt zal worden. Uiteraard pas na volledige uitharding van de primer. Het is sterk aanbevolen om geen primers en tegellijmen van verschillende producenten door elkaar te gebruiken in één project. We raden aan om tijdens een tegelwerk altijd producten van dezelfde fabrikant te gebruiken, zodoende de totale cohesie te kunnen garanderen.
In het geval van vloerbekledingen dient men er zich van te vergewissen dat er een groot verschil is in voorbehandeling van de ondergrond tussen een cementgebonden dekvloer of een calciumsulfaatgebonden ondergrond (anhydriet dekvloer). Meestal zijn ze van elkaar te onderscheiden door hun specifieke kleur en structuur. Een cementgebonden chape zal doorgaans grover zijn van structuur en donkerder van kleur tegenover een anhydrietchape, die fijner en lichter van kleur is. Bij de minste twijfel dient de tegelzetter zich in eerste instantie te informeren bij de uitvoerder van de dekvloer of de architect die dit in het lastenboek heeft voorzien.
Welke voorbehandelingen moeten er dan gebeuren per type dekvloer?
Als voorbehandeling van een ondergrond waar tegels op geplaatst moeten worden, dient men de juiste primer te kiezen. Er zijn reeds universele primers op de markt verkrijgbaar, maar toch is het raadzaam om de ondergrond van een specifiek geschikte grondeerlaag te voorzien.
Een primer kan verschillende functies hebben. Het belang van primers als porositeitregelaars bijvoorbeeld wordt vaak onderschat. Wanneer de aanwezige capillaire werking van de ondergrond wordt verminderd, betekent dit een belangrijke reductie van het (vroegtijdig) onttrekken van het aanmaakwater uit de tegellijm of legmortel. Dit noemt men het “verbranden” van het stelmiddel indien in voorkomend geval de dekvloer niet werd voorbehandeld.
Andere functies van een primer kunnen zijn:
- Vochtbegrenzing op houten ondergrond
- Een stofbindend vermogen
- Een bescherming van de tegellijm/ mortel (open tijd- regulators bij ↑ temp.)
- Het voorkomen van een ettringietreactie bij de plaatsing van vloertegels op een anhydrietchape.
Indien er vloerverwarming aanwezig is, moet de tegelzetter erop toezien dat de verwarmingsketel geleidelijk werd opgestart vooraleer de eerste tegel wordt geplaatst. De gebruikelijke procedures zijn beschreven in de Technische Voorlichtingen en rapporten van het WTCB. Wij citeren uit het WTCB-tijdschrift 1989-4.4.: “Het in werking zetten van de verwarming zal gebeuren door het systematisch opdrijven van de temperatuur met 5 K/24 h, vertrekkend van koude toestand tot de maximaal voorziene werkingstemperatuur van het verwarmingselement. Deze werkingstemperatuur moet lager zijn dan de maximaal toegelaten temperatuur voor de bindmiddelen gebruikt in de dekvloer. De terugkeer naar de begintemperatuur zal tevens progressief gebeuren, m.a.w. met 5 K/24 h. De maximaal voorziene werkingstemperatuur wordt gedurende minimum 3 dagen aangehouden ten einde de dekvloer zijn maximale beweging te geven alvorens de vloerbedekking aan te brengen.”
Ook in het WTCB-Contact nr. 50 (2-2016) wordt zelfs voor innovatieve vloerverwarmingssystemen deze opstartprocedure sterk aanbevolen: “Het strekt tot aanbeveling om het vloerverwarmingssysteem, vóór het aanbrengen van de vloerbedekking, reeds een eerste maal een opwarmings- en afkoelingscyclus te laten doorlopen. Deze cyclus wordt ook wel het ‘opstartprotocol’ genoemd. Voor meer details over het opstartprotocol van vloerverwarmingssystemen van de nieuwe generatie kan men terecht bij de fabrikanten.”