Een bijzondere tegelvondst uit de belle epoque in Blankenberge
Een bijzondere vondst
De stad Blankenberge is nog steeds zeer rijk aan bijzondere tegelrealisaties uit de jaren 1895-1930. Vele daarvan zijn ondertussen, samen met de panden waarvan ze deel uitmaken, beschermd als monument en vormen één van de toeristische attracties van de stad.
Af en toe duiken echter nog totaal onbekende realisaties op, en zeer geregeld worden ook niet beschermde panden gesloopt waarbij inspanningen worden geleverd om de meest waardevolle tegelrealisaties te redden van vernietiging. Zo kregen enkele bijzondere panelen al eerder bij sloop een nieuwe thuis in het in 2008 geopende Belle Epoque Centrum dat overigens een bezoek meer dan waard is, en dat niet alleen omwille van de geredde tegelpanelen.
In november 2025 zag een attente voorbijganger bij de sloop van een pand in de Bakkerstraat, dicht bij de monumentale leeuwentrap naar de zeedijk, opnieuw een bijzonder tegelgeheel tevoorschijn komen. De Vereniging Stadsgidsen Blankenberge deed onmiddellijk het nodige en overlegde met de stadsdiensten en de verantwoordelijken van het Belle Epoque Centrum. Resultaat van dit alles is dat het bijzondere tegelgeheel in opdracht van de stad professioneel – door middel van diamantzaagtechnieken – zal gedemonteerd worden en na conservatie en restauratie een nieuwe gepaste plaats zal krijgen. Daarmee wordt een in België typologische vrij zeldzaam ensemble van de vernieling gered.
De opdrachtgever
Om de beslissing tot behoud van dit tegelgeheel te onderbouwen, werd eerst het nodige onderzoek verricht. Vanuit de Vereniging Stadsgidsen Blankenberge kon Alberta Van Asbroeck achterhalen dat in het betreffende pand voor de Eerste Wereldoorlog de poelierszaak Doetsch-Cattoor was gevestigd. Op oude postkaarten is een uithangbord te zien met daarop de tekst ‘Volailles et Gibiers’ en op een bord aan de deur kan men nog lezen ‘restaurant, dégustation au comptoir’. De tegelpanelen met de ree en het everzwijn waren hier dus wel op zijn plaats, en misschien zit het gevogelte nog achter de nog niet verwijderde bekleding van een ander deel van de muur, of stond het afgebeeld op de tegenoverstaande en al langer verdwenen wand. Dat het om een chique zaak ging, moge duidelijk zijn, want dergelijke tegelpanelen kostten in de jaren 1895-1914 zowat 80 fr. per m² terwijl een metser toen slechts 3 fr. per dag verdiende. Daarmee waren al enkele belangrijke vragen beantwoord.
De maker
Maar welke tegelfabriek leverde dit monumentale geheel? Het antwoord hierop was terug te vinden in een oude handelscatalogus van de S.A. Usines de la Dyle, later bekend als de S.A. Produits Céramiques de la Dyle - N.V. Ceramiekprodukten De Dijle, een bedrijf gelegen aan de linkeroever van het kanaal Leuven-Mechelen op de grens tussen Wijgmaal en Herent bij Leuven (Brabant).
Postkaart met beeld van de S.A. Usines de la Dyle aan de Leuvense vaart, aan de overzijde van de Remyfabrieken
Hoewel de tegelwand een unieke realisatie is, waarbij de tegelpanelen volledig handgedecoreerd zijn, is het toch mogelijk om het geheel met zekerheid toe te wijzen aan La Dyle, en dit niet alleen op basis van stijl en techniek van de panelen en de repetitieve boorden, maar in de eerste plaats op basis van de erin geïntegreerde standaardtegels. Zo is het onderste lambriseringsgeheel nagenoeg geheel conform op het “soubassement cloisonné 6001” op plaat 21 in de in onze studiecollectie bewaarde ongedateerde handelscatalogus. Daarnaast is ook de decoratieve tegel met witte bloem, die we onder meer terug vinden op de vier hoeken van de verticaal uitgewerkte panelen, ook een standaardmodel en met name een kleurvariant van het sierlijke art nouveaumodel 1076.
Fig. 3a-b-c: Lambriseringsvoorstel en modelnummer 1076 uit een ongedateerde handelscatalogus van de S.A. Usines de la Dyle naast een exemplaar van dit laatste model
Fig. 3a-b-c: Lambriseringsvoorstel en modelnummer 1076 uit een ongedateerde handelscatalogus van de S.A. Usines de la Dyle naast een exemplaar van dit laatste model
Fig. 3a-b-c: Lambriseringsvoorstel en modelnummer 1076 uit een ongedateerde handelscatalogus van de S.A. Usines de la Dyle naast een exemplaar van dit laatste model
Beknopte bedrijfsgeschiedenis
Het bedrijf zelf werd in 1908 opgericht voor de duur van 30 jaar maar vertrok niet uit het niets. Het was namelijk een omvorming van de ‘société en commandite simple’ Vermorcken et Cie, gevormd door Vermorcken, Deffense en Pirenne. Hun fabriek was gelegen in de lokaliteit Halle-Boom, omvatte iets meer dan 69 are en werd nog in 1907 vermeld als producent van geëmailleerde of bedrukte faiencetegels en van tegels met opgelegd of geperst lijnreliëf, de zogenaamde ‘tubés’ of ‘cloisonnés’.
Twee jaar na de oprichting, presenteerde de S.A. Usines de la Dyle zijn wandtegelaanbod al op de prestigieuze wereldtentoonstelling te Brussel. En nog eens twee jaar later beschikte het met zekerheid over niet minder dan 14 grote flesoven. Acht daarvan – met een capaciteit van 125.000 tegels – zijn dan gereserveerd voor het bakken van effen witte tegels. De zes andere zijn voorbehouden voor kleurige majolicategels en konden 75.000 tegels bevatten. Er werkten toen gemiddeld 400 arbeiders en er waren 25 tegelpersen in werking.
Na de Eerste Wereldoorlog bedroeg het bedrijfskapitaal 1.000.000 fr. De directeur is dan nog steeds O. Vermorcken. Het waren duidelijk onrustige tijden, want in 1922 staakten de arbeiders van de perszaal om loonsverhoging te bekomen. Het arbeidsritme was wellicht hoog, want de dagproductie bedroeg in die jaren niet minder dan 75.000 tegels.
In april 1936 wordt de duur van de vennootschap met een nieuwe termijn van 30 jaar verlengd.
In 1945 is Jacques Charlier – zoon van Arthur Charlier, de stichter van het gelijknamige in 1892 opgerichte Leuvense atelier voor glasschilderingen en keramiek - aangesteld tot halftijds technisch adviseur, een functie die hij tot ca. 1961 vervulde . In 1948 vertegenwoordigde Charlier het Wijgmaalse bedrijf op de tentoonstelling van Belgische kunstkeramiek te Brussel en toonde er handgeschilderde tegels en sieraardewerk in de Delfts blauwe traditie . In 1952 bedroeg het kapitaal 16.000.000 fr.
Gedwongen door de economische situatie volgde eind 1957 de samenvoeging met het veel grotere bedrijf van Gilliot te Hemiksem tot de Keramiekfabrieken van Hemiksem en van de Dijle N.V. In 1964-65 is de productie te Wijgmaal volledig stopgezet. Afgevaardigd-beheerder was toen Jacques Demeure, de mijningenieur Eugène Watelet was algemeen directeur, Léon Pirenne was commercieel directeur.
Evolutie van het aanbod
De Usines de la Dyle vervaardigde in hoofdzaak faience- en grestegels en architecturale keramiek . Vóór de Eerste Wereldoorlog ging het daarbij onder meer om tegelpanelen volgens catalogusaanbod of op maat, al lag het hoofdaccent zeer duidelijk op de productie van gewone wandtegels. Tegelpanelen van dit bedrijf zijn immers zeer zeldzaam. De gedecoreerde tegels waren dan weer deels geïnspireerd op Engelse, Franse of Belgische modellen die werden aangekocht of gekopieerd. Daarbij overheersten de neostijlen, al werden ook heel wat aantrekkelijke decors in florale en geometrische art nouveau op de markt gebracht. Wat techniek betreft overheersten de decors in laagreliëf en lijnreliëf, maar ook de decors in drogelijntechniek en drukdecors ontbreken niet. Diverse modellen zijn overgenomen of licht aangepast uit het aanbod van de Engelse tegelfabrieken Maw & Co, opgericht in 1850, H. & R. Johnson Ltd, opgericht in 1901, en Henry Richards Tile co, opgericht in 1903 en enkele andere. Zeker één model is ontleend aan de Faïenceries de Sarreguemines, één ander komt ook voor in het aanbod van de Duitse tegelfabriek van Duensing in Boizenburg.
In het interbellum wordt het bestaande aanbod uitgebreid met meer uitgesproken art deco-ontwerpen. Het gaat dan voornamelijk om meer gestileerde florale ontwerpen, maar ook om porfiertegels met geometrische opdrukken .
De verkoopstand van La Dyle op de wereldtentoonstelling van 1910 in Brussel en een voorbeeld van het moderne aanbod uit Album 7
De verkoopstand van La Dyle op de wereldtentoonstelling van 1910 in Brussel en een voorbeeld van het moderne aanbod uit Album 7
Na 1945 is het bedrijf zeer actief op het gebied van inrichting van grootschalige sanitaire installaties voor scholen, kazernes en fabrieken . Daarnaast maakte het ook handgeschilderde decortegels in Delftsblauwe stijl.
Het bedrijf bracht lang haar tegels op de markt onder het merk Le Glaive (het zwaard). Voor de Spaanse markt werd dit vertaald tot Espada. Het zijn merken die tot op heden in de internationale literatuur nagenoeg altijd foutief aan Helman worden toegewezen. In het interbellum, en zeker na 1945, maken deze merken plaats voor de nieuwe benaming Belga.
Een uniek ensemble?
Op basis van bovenstaande historische gegevens kan besloten worden dat de erfgoedwaarde van het herontdekte tegelensemble, naar alle waarschijnlijkheid gerealiseerd tussen 1908 en 1914, groot is. Vergelijkbare realisaties in België voor een poelierswinkel – ook van andere fabrikanten - zijn immers zeer zeldzaam, en grootschalige tegelrealisaties van La Dyle waarin decoratieve tegelpanelen zijn geïntegreerd, zijn nog veel zeldzamer. Eén van die – zoals gezegd zeer zeldzame -voorbeelden is terug te vinden in het interieur van de voormalige Patisserie de la Chapelle in de Hoogstraat 146 in Brussel (R. Inghelbrecht - verbouwing in 1918 monument.heritage.brussels/nl/buildings/36903 ). Het gaat hierbij om een sierlijke wandbekleding met blauwe-regenmotieven met daarin twee opvallende tegelpanelen rond het vervaardigen en degusteren van patisserie. Daarnaast is slechts één ander tafereel van La Dyle bekend waarin de jacht op wild centraal staat met daarin een everzwijn dat grote gelijkenis vertoont met het everzwijn zoals het in het nu teruggevonden ensemble is afgebeeld. Dat kwalitatief hoogstaande jachttafereel werd eveneens van de sloop gered en behoort nu tot de vaste collectie van het Gilliot- en Roelants Tegelmuseum. Het is afkomstig uit een herenwoning in Leuven.
Historiserend jachttafereel met everzwijn van de S.A. Usines de la Dyle